Column: Iedereen wilde langs Oegema

Column: Iedereen wilde langs Oegema

COLUMN – Als je een dag achter het stuur zit zijn momenten van verslapping onvermijdelijk.

Ineens begrijp je waarom er zoiets bestaat als een tachograaf en een rijtijdenwet. Na een gebroken nacht, door aanhoudend noodweer, reed ik vorige week non-stop van de camping in Ossiach naar de Duitse Chiemsee. Zonder koffie. Het was dat mijn vriendin begon over een wissel, anders was ik nog wel even doorgereden. Eenmaal op de bestuurdersstoel ben ik er niet vanaf te slaan. Het was druk op de parkeerplaats aan de Chiemsee, half Europa had besloten daar te stoppen. Niet zo gek gezien het uitzicht, er zijn ook rustplaatsen waar je uitkijkt op een met prikkeldraad omheind graanveld. Dan is een groot meer met bergtoppen op de achtergrond toch leuker. Kort nadat we de parkeerplaats hadden verlaten dommelde ik weg, van München kreeg ik niets mee. Ergens tussen Ingolstadt en Neurenberg kwam ik weer tot leven. Er moest getankt worden.

We grepen het tankmoment aan voor een broodje bockworst in het snelwegrestaurant. Twee dienbladen voor ons had een man zoveel vijftig cent-bonnetjes dat hij niet hoefde af te rekenen. Ik vond dat grappig en smerig tegelijk, dat je zo vaak naar de wc gaat bij een tankstation dat je er vervolgens “gratis” kan eten. Mijn kartonnen cappuccino smaakte beter dan verwacht. In Duitsland ga ik bij koffie standaard van het ergste uit, dan kan het alleen maar meevallen. Hoewel ik niemand zal aanraden cappuccino te nemen bij een broodje bockworst.

Mijn vriendin had aanzienlijk korter gereden, desondanks kwam er een tweede wissel. Ik rammelde voor vertrek nog wat aan de fietsendrager. Waarom ik dit precies deed weet ik niet. Het was niet zo dat de fietsen bij Neurenberg losser zaten dan bij het vertrek in Oostenrijk.

Een paar wissels later, ergens die namiddag, verlieten we de verzorgingsplaats naast het blauwe Aral-station. Ik zat achter het stuur en reed richting oprit. Vaart maken was in dit stadium onmogelijk dan wel onverantwoord, mijn weg kruiste de rijstrook die rechtstreeks van het tankstation kwam. Maar dat was niet eens het grootste obstakel. Een driehoekig bord met 7% verklaarde waarom ik het gevoel had dat er stroop onder de banden zat. De laatste stuiptrekking van de oprit, in de vorm van een S-bocht, hielp ook niet bepaald mee om snelheid te maken. Er waren vier rijstroken beschikbaar. De meest rechtste was een bonusstrook, bedoeld voor vrachtverkeer, dat in slakkengang omhoog kroop. Situatieschets: Oegema wilde langs Vos, een uit de kluiten gewassen camper wilde langs Oegema én Vos. En ik, ja, ik wilde langs een uit de kluiten gewassen camper, Oegema, en Vos. Het ongeduld verzamelde zich in mijn rechtervoet. De spiegels waren leeg, wat kon er misgaan? In mijn hoofd een stem: rustig, strook voor strook. Binnen, buiten, schouder, check. Het bleef bij een stem. Op de Autobahn ben je nooit lang alleen, dat had ik natuurlijk kunnen weten. Iedere vorm van rust of leegte wordt op de Autobahn onmiddellijk opgevuld door BMW-bezitters en Porsche-rijders, die van de gelegenheid gebruikmaken om het gaspedaal door de bodem te trappen. Ook had ik kunnen weten dat de 7% stijging wel eens vooraf gegaan zou kunnen zijn door 7% daling. En als je met een sportauto met tweehonderd naar beneden komt zeilen, dan blijft daar bergopwaarts nog wel een goede honderdzestig van over. Een inwoner van Cloppenburg was in ieder geval erg boos, die conclusie trok ik op basis van het kenteken (CLP). Het boeide me niet. Toen de mogelijkheid zich voordeed ging ik naar rechts, achter mij deed de camper hetzelfde. Wij, ik, de camper en Vos, konden in ieder geval tevreden zijn. We waren langs Oegema, dat wilde iedereen wel.

Over de auteur

Deze column is geschreven door Derek Hogeweg. Derek is programmamaker bij OOG Radio en fanatiek wielrenner. Zijn columns gaan over uiteenlopende onderwerpen. In alle gevallen betreft het de mening van een lange man.

Foto: Derek Hogeweg