
Column: Nette mensen
COLUMN – Terwijl Marcel van Roosmalen het opschuddinkje krijgt die je al tijdens het voorlezen van zijn ranzige column kon verwachten, werd Willem Engel opgepakt en in de isoleercel gestopt omdat deze laatste langs grondwettelijke weg kritiek uitte op het regeringsbeleid. Hier werd binnen een week tijd in praktische zin duidelijk gemaakt hoe we hier te lande de ‘vrijheid van meningsuiting’ definiëren. Meegaan met de sfeer van haatzaaien loont.
Het zou al te makkelijk zijn om nu een tegencolumn te schrijven die in soortgelijke bewoordingen het bestaansrecht van van Roosmalen ontkent om vervolgens de suggestie te doen om hem als verplicht vrijwilliger naar de frontlinie van het Azov bataljon te sturen. Dit allemaal onder de noemer van ‘satire’, want dan mag je blijkbaar de meest grove en onzindelijke verwensingen naar een bekend iemand slingeren in dit land.
Ik moet eerlijk bekennen dat ik slechts tot halverwege de voorlezing heb geluisterd. Allereerst omdat het al sinds zo’n twee decennia bon ton is, vooral bij zichzelf noemende cabaretiers, om de grenzen van zedelijkheid en respect grof te overschrijden. Dat is enerzijds saai geworden, maar het past mij ook niet. De kunst van humor en satire bestaat er nu juist uit om met de grens van het betamelijke te spelen, niet om er met zevenmijlslaarzen overheen te stampen. De subtiliteit is wat de kunst maakt, het hinten op ondeugden van de beoogde persoon, maar als je totaal geen respect meer toont en je antipathie als een emmer stront in de ether leeggooit mag je wat mij betreft linea recta terug naar de basisklas van de kleinkunstacademie, waar ze je hopelijk nog leren dat je zelfs niet de schijn moet wekken dat je je persoonlijke frustraties in een act stopt.
Tweede punt dat ik er over zou willen zeggen is dat je bij van Roosmalen toch een gebrek aan fijngevoeligheid voor de vorm moet constateren. Niet in de laatste plaats natuurlijk omdat hij zo op de persoon speelt, want een echte satire is nooit direct. Hij zou eens ‘The Great Dictator’ van Charlie Chaplin moeten bestuderen waarin een kolderieke Adenoid Hynkel wordt neergezet, een persiflage waarin Chaplin duidelijk een boodschap aan Hitler probeerde over te brengen. Een satire is volgens de definitie een kunstvorm waarbij op humoristische wijze kritiek op maatschappij of personen wordt gegeven en Hitler zelf kon dat blijkbaar ook wel waarderen, want hij had de film in zijn collectie en hij schijnt hem meermalen bekeken te hebben De humor lijkt me bij Chaplin evident, bij van Roosmalen krijg ik alleen maar een ziek gevoel. De relativerende humor ontbreekt ten enenmale en het mist aan scherpte door een volstrekt gemis aan nuance en realiteitsgehalte. Het is bepaald niet een vorm die Gideon van Meijeren zal uitnodigen om eens hartelijk om zichzelf te lachen en dan daarna te zeggen: “Misschien heb je een punt, ik zal er eens naar kijken”.
Op dit moment beluister ik toch even zijn laatste ‘satire’ over Arnold Karskens, die net als de vorige voorgelezen column barst van de minachting voor de persoon waar hij zijn pijlen op richt. Het is een aaneenschakeling van verwarde associaties, een niet eens meer grotesk te noemen karaktermoord op Karskens en alle inhoudsloze fabeltjes over andersdenkenden passeren de revue. Het is slechts in één opzicht interessant: het geeft aan dat het denken over iedereen die van het overheidsverhaal afwijkt sinds de Fabeltjeskrant van Lubach totaal niet bewogen heeft. Het is feitelijk precies dezelfde houding en retoriek waarmee de ‘groep’, die in zichzelf zeer divers is, nu alweer twee jaar in karikatuurvorm makkelijk wordt weggezet. Er zit geen ontwikkeling in, het leerproces is al vanaf het begin gestopt, de verwoording is alleen vrijmoediger, grover en ranzig geworden. Je vraagt je af of hier mensen überhaupt naar luisteren, want om hierom te gniffelen moet je gevoelswereld wel zodanig afgestompt zijn dat je alleen bij de hardst mogelijke stoten nog een prikkel ervaart.
Het mag dan als een vorm van entertainment worden gebracht door NPO, een ‘genre’ waar ik normaal gesproken niet eens aandacht aan zou besteden, het gebrek aan fijngevoeligheid moet ik helaas ook constateren in de totale afwezigheid van besef van wat er in de maatschappij speelt. Niet alleen is er een zeer grote groep die een probleem heeft met het regeringsbeleid, de meerderheid heeft toch ook echt wel door dat we in een tijd vol stress leven waarin we niet weten wat de nabije toekomst ons gaat brengen. De neiging om de schuld bij anderen, buitenstaanders of externe gebeurtenissen te leggen is toch al groot en zo’n kotsverhaal van van Roosmalen stampt de vooroordelen alleen maar vaster de grond in. Het is bepaald geen bijdrage aan een zinnige discussie over de toestand waar we uiteindelijk allemaal mee te maken hebben en gezien de temperatuur in de samenleving zou je moeten kunnen aanvoelen dat de verkeerde woorden tot verkeerde acties kunnen leiden.
Maarten van Roosmalen zegt niks in zijn column. Een satire zou maatschappijkritiek moeten bevatten, en in die definitie lever je een opbouwende bijdrage aan een debat dat hoognodig gevoerd zou moeten worden. In plaats daarvan schaart hij zich echter gewoon in de eindeloze rij van Kamerleden, overheidsdienaren en burgers die nergens op in willen gaan en stilzwijgend denken ‘jij bent gek, ik wil er niks van horen’. De vrijheid van meningsuiting heeft zich hier blootgelegd: je mag alles zeggen, tot aan het verbaal kapot maken van mensen aan toe, maar als je echt iets substantieels naar voren wilt brengen word je zoals Willem Engel in een isoleercel gestopt. De vrijheid van meningsuiting betreft niet het aanroeren van ongemakkelijke zaken die de status quo zouden kunnen doen twijfelen. De vrijheid van meningsuiting betreft het netjes aansluiten bij een mening die dominant is, en binnen dat kader mag je rustig opruiende taal uiten, haat zaaien en met je van alcohol verdoofde hoofd mensen te kakken zetten waarvan maar al te duidelijk is dat je die werkelijk uit de samenleving zou willen verwijderen.
Het is bij van Roosmalen al niet eens meer een ondertoon. Waarmee je een laffe, glorieuze bijdrage levert aan het onderbuikgevoel dat toch al bij veel mensen leeft, die er nu al geen probleem mee hebben iemand op te sluiten die voornamelijk ‘liefde en geduld’ heeft gepreekt en iedereen om hem heen altijd heeft gemaand om ‘nette mensen’ te blijven. En op een doodenkele uitzondering na is die groep die van Roosmalen nog net niet als Untermenschen wegzet ook altijd netjes gebleven. Hijzelf is geen net mens. Hij vertegenwoordigt de intellectuele uitholling en het verlies aan beschaving dat de huidige tijd kenmerkt. Hij is een symptoom.
Over de auteur
Hielke de Boer heeft meer dan dertig jaar in de financiële sector gewerkt bij zowel internationaal opererende bedrijven als kleine sociaal-culturele instellingen. Zijn columns betrekken de maatschappelijke ontwikkelingen in een context van geopolitiek, culturele verschijnselen en historische achtergronden.
Foto: Tiedo Groeneveld