
Column: Tom jongen, denk er goed over na
COLUMN – Tom Dumoulin hangt opnieuw zijn racefiets aan de wilgen, dit keer lijkt het menens.
Lijkt, want je kunt niets uitsluiten. Lance Armstrong stopte in 2005, kwam vier jaar later terug en werd, op zijn zevenendertigste (!), derde in de Tour. Tom is pas eenendertig, dus er is bedenktijd. Mits hij blijft trainen, anders is iedere terugkeer verspilde moeite. Stoppen met topsport is zoiets als springen van een rijdende trein. Je valt hard, krabbelt direct op, en probeert vervolgens al rennend de trein bij te halen. Inderdaad: kansloos.
Het probleem is niet dat jij bent gestopt, het probleem is dat de rest is doorgegaan. De renners die tijdens jouw sabbatical wedstrijden bleven rijden hebben een onoverbrugbare voorsprong gecreëerd. Een voorsprong die je als dertiger niet meer goed kan maken, we hebben het immers over topsport. De enige uitzondering op deze regel is de man die ik hierboven al heb genoemd: Lance Armstrong. Het lukte hem in 2009 volwaardig terug te komen, Armstrong kon zich als dertiger nog meten met jongens van begin twintig. Een uitzondering.
Tom is in zijn hoofd al een tijdje renner-af. Fysiek is hij weliswaar teruggekeerd, mentaal niet. Twijfels, twijfels en nog eens twijfels. Een verlammende onzekerheid heeft zich in hem genesteld. ‘Ik weet niet wat het is, ik kom gewoon niet vooruit’ – deze woorden sprak Dumoulin terwijl hij onlangs de Ronde van Italië verliet, iets dat hij deed omdat het naar eigen zeggen gewoon niet meer ging. Tom was nog zo vriendelijk om, terwijl de fiets op een autodak verdween, een journalist te woord te staan. Iedere andere renner had zijn racefiets doormidden geslagen op het Italiaanse asfalt en de pers aan de kant gebeukt. Was het besluit om er de brui aan te geven toen al gemaakt? Het zou me niet verbazen.
Het is een besluit waar ik niets van snap. Gelukkig hoef ik het niet te snappen, de enige die het moet snappen is Tom zelf. Tom behoort tot de absolute wereldtop in de wielersport. Dat het allemaal niet lekker loopt is duidelijk. Dat is overigens vrij normaal. Er zijn miljoenen Nederlanders met wie het regelmatig niet gaat. Je komt ze overal tegen: in kantoren, op bouwsteigers, bij de supermarkt. Ze bedrijven geen topsport maar hebben een eenvoudig burgermansbestaan, zoals de meesten van ons. Huisje, boompje, beestje.
Dat ik het niet snap komt ongetwijfeld ook door mijn liefde voor de wielersport. Ik weet hoe leuk het is om te fietsen, daar je brood mee verdienen is – voor mij in ieder geval – een droom. En ja, natuurlijk heb ik het in mijn hoofd allemaal geromantiseerd. Voor het gemak ben ik even alle tegenslagen vergeten, in de vorm van valpartijen, chronische oververmoeidheid en ander wielerleed. Ook het voortdurende gereis, het nooit thuis kunnen zijn, het niet in slaap kunnen vallen in bloedhete, muffe hotelkamers, zie ik voor de vorm even over het hoofd. In plaats daarvan zie ik het peloton uitsluitend langs zonnebloedvelden glijden, op een mooie zomerdag, met op de achtergrond het typische Franse landschap; licht glooiend met pakketjes graan. Aan de horizon de contouren van het hooggebergte.
Tom jongen, je moet het allemaal zelf weten. Het is jouw leven. Ik ken je niet persoonlijk, en het is al helemaal niet mijn doel om je de les te lezen. Iets zegt me gewoon dat het hier niet hoeft te stoppen. Dat er nog heel veel in het vat zit. Dat het zonde is om dat vat weg te gooien. Er leiden meerdere wegen naar Rome, maar dat wist jij als Giro-winnaar natuurlijk allang.
Over de auteur
Deze column is geschreven door Derek Hogeweg. Derek is programmamaker bij OOG Radio en fanatiek wielrenner. Zijn columns gaan over uiteenlopende onderwerpen. In alle gevallen betreft het de mening van een lange man.
Foto: jackmac34/Pixabay