Opinie

Column: De God van Nederland

COLUMN (een allegorie) – De God van Nederland trok de kraag van z’n jas nog wat hoger, want er stond een gure wind die verzadigd was van een fijne waas van regendruppeltjes. Tweemaal per week doorkruiste hij de straten om voeling te houden met zijn volk, hoewel nooit op zondag, want hij bleef stug trouw aan sommige ingesleten gewoontes, maar voor de rest kon je hem eigenlijk op elk moment van de dag weleens tegenkomen, als je er oog voor had. Hij had zo zijn eigen prikkels om opeens de straat op te gaan, om onnaspeurbare redenen kon hij soms plotseling zijn jas van de kapstok grissen en een onvoorspelbare route nemen, dwars door de stad heen. Het gebeurde ook wel dat hij het platteland op ging en daar de boeren opzocht, hoewel dat minder vaak gebeurde. Boeren kunnen nu eenmaal beter op zichzelf passen.

Wetenschappers hebben het na vele pogingen opgegeven om er achter te komen welke wetmatigheid nu eigenlijk achter zijn ondoorgrondelijke gedrag school. Wiskunde is de sleutel tot het heelal, zegt men, maar ja, degene die dat universum heeft geschapen hoeft natuurlijk niet zelf onderworpen te zijn aan wiskundige wetmatigheden, dus men moest toegeven dat de wetenschappelijke methode hier zijn grens bereikte. Voorbij die grens golden er andere …. ja, wat eigenlijk? Het is voornamelijk deze vraag die het onderzoek voorlopig in de ijskast deed belanden, niemand kon een goede definitie geven om dat ‘andere’ te omschrijven en dan mis je toch een beginpunt waarmee je een theorie kunt beginnen op te bouwen. Hij die het land uit het niets had geschapen bleef zelf ongrijpbaar voor de ratio, wat bij sommigen nogal wat irritatie kan oproepen. Er wordt beweerd dat de God van Nederland wel iets heeft opgevangen van die hooggeleerde discussie en toen stilletjes iets heeft gezegd als “ja, maar jongens, ik heb aan jullie programma ook helemaal niets toegevoegd waarmee je zulke vraagstukken kunt oplossen”. De God van Rusland had dat wel gedaan, wist hij toevallig, maar bij de schepping van Nederland had hij dat esoterische gedoe al vrij snel van de tekentafel geveegd. Nederlanders waren meer gebaat bij opportunisme, zo dacht hij destijds, want het is lastig overleven als je als klein, jong landje tussen allerlei oude grootmachten moet opgroeien.

In den beginne leek dat ook een goed idee, voor een kort moment wist dat landje zich een identiteit aan te meten dat nieuw was voor die tijd, dat noemden ze dan vrijheid van godsdienst enzo, een mooie term om allerlei wrijvingen in de maatschappij weg te masseren, maar in strategisch opzicht was dat ook wel handig om niet al te zeer in de eeuwige ruzie tussen de goden van Frankrijk en Duitsland beklemd te raken. Niet dat dat altijd goed uitpakte, maar de God van Nederland kon over het algemeen tevreden zijn met het feit dat hij ze dat kenmerk had meegegeven in plaats van esoterie. Een opportunistisch persoon is nu eenmaal flexibeler dan iemand met een overtuiging. Totdat de Kleine Korporaal het land onder de voet liep konden ze zich zelfs onder de grootmachten rekenen, maar daarna was het toch afgelopen met die ambitie. Het waren de grootmachten die toen bepaalden dat Nederland moest blijven bestaan, de God van Nederland had daar opeens weinig inspraak in zijn eigen creatie. Zijn schepping moest vooral als noordelijke bufferzone dienen om de Fransen af te houden van hun imperialistische neigingen, en om het toch wat statuur mee te geven bepaalden die grootmachten dat de Nederlanders toen een koning kregen, iets wat helemaal niet in zijn oorspronkelijke plan voorkwam. Eigenlijk was het project toen al afgelopen, dat besefte God ook wel, maar hij had ondertussen een genegenheid voor dat volkje opgevat, het worden toch een beetje je kinderen en die laat je niet zomaar vallen.

 

HET WAS MOOI ZOLANG HET DUURDE

En zo sukkelt het landje nu alweer meer dan twee eeuwen door en het lijkt soms toch echt heel wat, het opportunisme is een aardige toevoeging die de burgers behoedt voor al te grote stormen en omwentelingen zoals die in de omringende landen wel te ontwaren zijn, maar het voortdurende gezomp en gepolder eist op den duur zijn tol. Het holt op de lange duur de ziel uit, het oorspronkelijke idee. Meedeinend op de golven van industriële revolutie en dergelijke wist dat volk zich een aardige materiële welstand aan te meten, maar met het stijgen daarvan liep parallel daaraan een dalende lijn van morele nietserigheid. Meer materie, minder geest. Grote geesten waar de rest van de wereld aan kan refereren zijn er na de Gouden Eeuw eigenlijk niet meer geweest. Niet dat God niet heeft geprobeerd er nog wat leven in te blazen, maar meer dan een Johan Cruijff heeft hij er de laatste tijd niet meer uit weten te trekken. En die dacht nota bene bijna dat ie zelf god was.

Ergens in de tijd ging het toch mis met dat opportunisme en God heeft achteraf toch een beetje spijt dat hij het calvinisme toeliet. Die Calvijn heeft hij nooit gemogen, maar de Nederlanders zagen wel wat in dat eeuwige schuldbesef dat je niet kunt afkopen met een Weesgegroetje: als je bij voorbaat al schuldig bent maakt het niet uit als je er nog wat zonden bovenop stapelt. Het opportunisme ziet altijd wel een voordelig gaatje. Dus voeren zij lustig over de wereldzeeën, stichtten overal koloniën en slachtten inboorlingen af als die te lastig werden, dat alles onder de noemer van ‘handelsgeest’, iets wat overigens uitsluitend binnen de grens van het eigen landje die naam mocht hebben. De VOC, die voor driekwart uit soldaten bestond, was toch eerder een georganiseerde kapersbende, iets dat in nostalgische, wereldvreemde kringen nog steeds bezongen wordt in het liedje ‘Al die willen te kaap’ren varen moeten mannen met baarden zijn’.

Maar anders dan de oude grootmachten hadden die Nederlanders niet zo’n hang naar grondbezit, New York werd bijvoorbeeld makkelijk geruild voor Suriname omdat het gretig geworden oog meer zag in de grondstoffen die daar te halen vielen dan in de strategische ligging van Nieuw Amsterdam. De Kleine Korporaal en ome Adolf hadden weinig moeite om de voormalige Zeven Provinciën te bezetten en die Nederlanders voegden zich opmerkelijk soepel naar dat uitheemse gezag. Toen in de moderne tijd Amerika aandrong op onafhankelijkheid en vrijheid voor Indonesië, nota bene het grootste moslimland ter wereld, was het ook vrij snel afgelopen met de nogal eufemistisch genoemde ‘politionele acties’ aldaar, een laatste stuiptrekking in de geest van de VOC. Als ze zich nou wat minder arrogant hadden opgesteld was het misschien heel anders gelopen, Indiërs zijn best redelijke mensen, maar het eeuwige probleem waar goden mee worstelen is dat als je mensen iets meegeeft ze blind worden voor iets anders, dus het enige dat van al die moeite overbleef was de Max Havelaar, een boek dat je nou niet bepaald tot de wereldliteratuur wilt rekenen. Maar ja, minder arrogant betekent dat hij wat esoterie aan het plan had moeten toevoegen en dat is eigenlijk niet te combineren met opportunisme. Je moet ergens een keuze maken, toch?

De God van Nederland had al vrij in het begin in de gaten gekregen dat het wel mis moest gaan, maar ja, een eenmaal in werking getreden plan kun je niet meer stopzetten, ook goden hebben zo hun beperkingen, dat is iets dat vooral atheïsten nooit goed hebben begrepen, maar het is dan ook hun onvermogen deze materie te begrijpen dat ze tot atheïst maakt, dus dat klopt wel weer. Zonder dit nu zo aan de grote klok te hangen had hij diverse malen de hulp van de God van Rusland ingeroepen, de Kozakken joegen de fransozen uit Groningen weg en eerder was Peter de Grote op bezoek geweest. Die laatste had zelfs het Nederlands als hoftaal ingesteld, wat toch een hint van jewelste is, maar zelfs toen al hadden de kaaskoppen van de lage landen geen oog meer voor de subtielere aspecten van cultuur en verfijnde beschaving, zodat een wederzijdse beïnvloeding maar niet van de grond kwam. De esoterie waar de God van Rusland zo prat op ging stuitte af op het inmiddels hard geworden schild van het opportunisme. Grote ideeën, de geest van Schiller, het Franse liberté, égalité, fraternité en zelfs het sterke zelfbewustzijn van de Britten die hun eigen kerk hadden uitgevonden vonden slechts in sterk verdunde mate hun weerklank in het polderlandschap aan de Noordzee. Opportunisme leidt uiteindelijk tot meewaaien met alle winden en de uitgestoken hand van de Russen reikte geografisch niet ver genoeg. Opportunisme heeft zeker een voordeel maar ook vele nadelen en één daarvan is dat je niet meer kunt zien wie je vrienden zijn.

Tevergeefs probeerde hij zich te troosten met het feit dat het zompige klimaat zo zijn weerslag op de geest moet hebben in de zin dat je alles wat door elkaar laat lopen op den duur, zoals ook het onderscheid tussen vette klei, natte veenlanden en water niet altijd meer  duidelijk is. Want wie exporteert er nu Sinterklaas naar Amerika om het enige tijd later terug te importeren onder de noemer Santa Claus, zodat ze in december tweemaal dezelfde mythische figuur op bezoek krijgen? De echte Nicolaas van Myra leefde in de derde eeuw en het is, ondanks dat de kerkgang sterk is teruggelopen, tekenend dat een man die als één van de belangrijkste promotors bekend stond van het bizarre idee van de Heilige Drie-eenheid alsnog zo’n prominente plaats in de maatschappij inneemt. In gecamoufleerde vorm en onder de noemer van ‘leuke’ feesten houdt dat calvinisme nog steeds stevig voet aan de grond en het wordt gezegd dat de God van Nederland bijna zijn tong heeft afgebeten en nog net de gedachte heeft kunnen tegenhouden om nooit meer het “In den beginne …” uit te spreken, want dat zou toch zonde zijn. Het idee dat het zompige klimaat mede schuldig is aan de vertroebeling van de geesten hielp hem overigens niet, het was hem wel duidelijk dat zijn eigen toevoeging, het opportunisme, op de lange duur wel tot dit soort schizofrenie moet leiden, maar ja, toen hij aan het project begon bestond dat woord nog niet. Je kunt nu eenmaal niet alles voorzien. Mensen denken weleens dat hij de Voorzienigheid zelve is, maar dat is dus meer een typisch menselijke misvatting die niet met de feiten strookt.

Volgende keer beter, van fouten kun je leren, moet hij gedacht hebben. Ondertussen zag hij met lede ogen aan hoe ook de geëxporteerde VOC-mentaliteit net als Sinterklaas terugkeerde in de vorm van een alles doordringende amerikanisering. Net als de vroegere Hollanders preken de Amerikanen tegenwoordig allerlei verlichte ideeën, en deze keer heet dat dan democratie en vrijheid van meningsuiting, maar als je opmerkt dat het budget van Washington voor driekwart uit militaire uitgaven bestaat en dat in het verlengde daarvan handelsovereenkomsten steevast zwaar in het voordeel van de yankees uitvallen, dan is het niet zo moeilijk in te zien dat de Nederlander nu zijn eigen gifpil weer importeert. En dan is het op termijn toch echt een keer afgelopen.

Afgelopen week meende ik hem nog even te zien, voorzichtig schuifelend, bijna alsof hij een oude man was geworden, wat natuurlijk helemaal niet kan. Maar daar liep hij, in de druilerige regen, de kraag hoog opgetrokken en zijn ogen lagen diep in hun kassen. Het leek net of hij aan het vervagen was, zo zag ik hem en het volgende moment leek hij alweer verdwenen. Als hij menselijk was zou ik zeggen dat de God van Nederland aan het versterven is. Voor een lagelander is het natuurlijk onmogelijk om uit te maken naar welke dimensie hij nu verkast, Nederlanders hebben nu eenmaal een ingebakken gebrek aan esoterisch besef, maar dat hij stilletjes verdwijnt uit het polderlandschap is een ding dat zeker lijkt te zijn. Misschien dat hij zich een tijdje terugtrekt in Sint Petersburg, hij kon het altijd goed vinden met de God van Rusland en van de Europese gedachte moet hij sinds de Kleine Korporaal, maar zeker sinds ome Adolf helemaal niets meer hebben, dus hier in het Westen zul je tevergeefs naar hem zoeken. Hij is moe, in den beginne leek het allemaal zo’n schitterend idee en met al zijn energie en liefde had hij een wereld geschapen die goed was in zijn ogen. En even, heel even, kon hij zich als gelijke tussen de veel oudere goden van Frankrijk, Duitsland en Engeland bewegen, maar het was een godendroom en die hebben, in tegenstelling tot de goden zelf, nu eenmaal niet het eeuwige leven.

Over de auteur

Hielke de Boer heeft meer dan dertig jaar in de financiële sector gewerkt bij ondermeer internationaal opererende bedrijven en kleine sociaal-culturele instellingen. Zijn columns betrekken de maatschappelijke ontwikkelingen in een context van geopolitiek, culturele verschijnselen en historische achtergronden.