Column: Het tankstation

Column: Het tankstation

COLUMN – Midden in de nacht was ik toch nog even op pad gegaan richting het tankstation, u weet wel waarom. Daar aangekomen versperde een grofgebouwde kerel mij de weg naar de kassa, zei ‘sorry’ en stapte opzij, want hij was daar blijkbaar slechts om een kop koffie te drinken en te kletsen met de kassier. Ze kenden elkaar denk ik goed, want zonder acht op mij te slaan liep de man achter het glas een paar passen mee, weg van de kassa waar ik volgens de pijltjes moest gaan staan. Nu was dit ook de enige mogelijkheid, want de andere kassa werd nu geblokkeerd door de grote man met zijn koffie. Toen dan eindelijk de kassier zich tot mij wendde ging laatstgenoemde zonder onderbreking door met zijn relaas, maar dit keer was het aan mij gericht en enige inleiding achterwege latend betrok hij de buitenproportionele verhoging van de accijns op tabak in zijn nachtelijke dissertatie. “Ze plukken je aan alle kanten!”, zei hij.

Nog voor ik had afgerekend zat hij dus al op meta-niveau, wat ik van dat soort robuuste figuren altijd heel sympathiek heb gevonden, ook omdat ze er geen doekjes om winden wat ze ervan vinden. In één korte zin maken ze duidelijk wát er gebeurt (het plukken), wíe daarvoor verantwoordelijk is (ze) en dat er geen zuivere bedoelingen achter kunnen zitten (wederom het plukken). En we weten allemaal wel wie er met ‘ze’ wordt bedoeld: de overheid.

Het zijn voor mij altijd wat lastige gesprekken omdat, waar ik uiteen wil zetten hoe de overheid middels hefboom-mechanismen en wat dies meer zij in het belastingstelsel sluipenderwijs de samenleving een kant op duwt die je misschien niet wilt, zulke kerels middels een aaneenschakeling van voorbeelden de achterbaksheid van het regeringsbeleid veel duidelijker in beeld brengt zonder dat ze het gereedschap van systeemdenken erbij nodig hebben. Ze zijn het levende bewijs dat wetenschap, waar men tegenwoordig de behoefte aan geloof en vertrouwen aan ophangt, ook maar een specifieke methode is waar je niet alles mee kunt benaderen. Einstein onderstreepte dat door er op te wijzen dat al zijn kennis voortvloeide uit intuïtie. En er zijn er vele die het zoals deze man voelen in hun leven, in hun portemonnee en in de problematiek rond het moderne gezin. Je kunt het nog zo mooi verpakken in ingewikkelde cao’s, maar dat uiteindelijk je leven als arbeider langs een kaasschaaf is gehaald elke keer dat er iets werd uit onderhandeld snappen zij heel goed. Meer nog, in luttele minuten kwamen de toeslagen voorbij, de pensioenfondsen, de bonussen van managers en ‘deskundigen’, de begunstiging van multinationale corporaties, het klimaat in relatie tot de versnelde ontbossing en de afbraak van de middenstand. Ik hield verder mijn mond maar, zulke mensen snappen best goede wat er gaande is terwijl, als ik hetzelfde via mijn economische inzichten wil verduidelijken, zij op hun beurt denken dat ik interessant wil doen, of zo. We spreken gewoon elkaars taal niet.

Tijdens zijn monoloog rekende een andere man bij de kassa af, iemand in werkkleding die ik van  Tunesische afkomst inschatte, en die stak gelijk in op wat de grote kerel te zeggen had. En ook hier weer op meta-niveau: als bij afspraak sloegen beide mannen het hele virus-, test- en vaccindebat over als van secundair belang, en richtten hun woedende pijlen direct op het beleid van Den Haag, waarbij zeker de schade van de maatregelen in het afgelopen jaar bij de totale som werd opgeteld.

Men heeft echt wel door dat er sinds de jaren negentig veranderingen zijn doorgevoerd die steeds minder de mens zelf als onderwerp hadden. Efficiency en privatisering, wou ik nog zeggen, maar ik kwam er niet goed tussen. “En wat nog het ergste is”, schalde de grote kerel, die ook nu de leiding in het gesprek stevig in handen hield, “Is dat ze zogenaamd een nieuw pensioenakkoord hebben afgesloten, maar dat ze het achter je rug om naar Europa sluizen, je ziet er geen cent meer van terug!”. Ik werd geslagen met stil respect: hier werd met robuuste uitspraken de corruptie bloot gelegd zonder dat daar een uitgebreide theoretische toelichting aan te pas kwam. Het klopt gewoon wat ze zeiden, op ‘straatniveau’ worden zaken vaak directer begrepen dan je weleens vermoedt.

Een toneelregisseur had de scene niet beter kunnen opbouwen, want het volgende moment kwam Afrika binnen in het uniform van een vervoersbedrijf, luisterde blijkbaar tijdens het afrekenen aandachtig mee en bracht de onderwerpen religie en bevolkingsgroepen te berde. Dit nadat de grote kerel tegen de Tunesiër had gezegd dat het probleem niet in de islam zat (‘ik doe daar niet moeilijk over, we zitten elkaar niet in de weg, toch?’). “Ze willen ons polariseren”, zei de vijfde man, en voegde daar strijdlustig aan toe: “Maar dat lukt ze niet!”. We konden het alleen maar beamen, ook de stugge Groninger achter de kassa, die net als ik de rol van toehoorder had gekregen, knikte vol instemming bij die laatste zin.

Het lijkt zoveel voor wat de ‘gewone man’ wordt genoemd, alles wat er speelt lijkt een onsamenhangend, caleidoscopisch palet van wereldproblemen waar je maar beter van wegblijft want ‘je doet er toch niets tegen’. Maar telkens weer wordt de domheid die Rutte veronderstelt met zijn arrogante ‘dat snappen de mensen thuis toch niet’ gelogenstraft als diezelfde mensen in een omgeving zijn waar ze zich veilig kunnen uitspreken. Het op slot gooien van de kroegen heeft alleen maar als effect dat dat gesprek wel op andere plekken plaatsvindt. Plekken waar ik niet terecht kan met mijn verhaal over het instrumentarium van het rijke Westen, maar waar ze haarfijn doorhebben dat het geld dat uit hun handen wordt getrokken uiteindelijk terecht komt in de zakken van die lui die hen op tv vertellen wat ze wel en wat ze niet moeten doen. En de onvrede daarover is groot, heel groot.

Breed glimlachend vanwege de wederzijdse herkenning werden er op het eind handen geschud en ging ieder weer zijns weegs. Ik kocht nog even in een opwelling een dagblad waarin ik later thuis ontdekte dat op elke pagina nog steeds de zogenaamde pandemie wordt genoemd. O ja, dat speelde ook nog. De vaccinatieplicht die ooit ondenkbaar was werd nu al twee keer genoemd, eenmaal uit de mond van een hoogleraar en een keer in een redactioneel. Hoogleraren zijn ook niet meer wat je dacht dat ze moeten zijn, maar ook al is de argumentatie flinterdun het blijft toch wel gewicht houden als zo’n geleerd iemand het zegt. De ondergang van het Avondland wordt gebracht met meel in de mond van baantjesjagers.

Al die onderdelen van een grootschalige hervorming van het maatschappijmodel rukken steeds een beetje verder op. De geest van de Grondwet wordt met technocratische onzin-redenaties vermoord, dus een beroep op artikel 11 kan net zo makkelijk gebruikt worden om die plicht in te voeren. Vadertje Drees zal zich omdraaien in zijn graf, maar in zijn tijd leefde de arbeidersbeweging nog en kon een vuist maken. Er bestond toen een georganiseerd krachtenveld in de samenleving. We kunnen nu wel vaststellen dat dat vermogen tot organiseren, voortkomend uit echte gemeenschapszin, door het uit proportie aanbidden van het individualisme uit onze genen is verdreven. Of we dat zelf hebben gedaan of dat we daartoe zijn gemanipuleerd laat ik op deze plek maar even in het midden. Maar ik maak me zorgen als we elkaar zo warm de handen kunnen schudden en dat het daarbij dan blijft. Ieder zijn ding, ieder zijn vrijheid en met instemming daarover stappen we ieder in onze eigen auto op weg naar ons eigen leven. Ja, nu nog wel, maar als individu sta je niet zo sterk tegen wat er nog komen gaat.

Over de auteur

Hielke de Boer heeft meer dan dertig jaar in de financiële sector gewerkt bij zowel internationaal opererende bedrijven als kleine sociaal-culturele instellingen. Zijn columns betrekken de maatschappelijke ontwikkelingen in een context van geopolitiek, culturele verschijnselen en historische achtergronden.

Foto: Tiedo Groeneveld